Een gevaarlijk overhellend bergingsschip, zuchtend onder het gewicht van de lading: zware stenen die aan land worden getakeld. Stenen die onder zo’n hoek zijn gefotografeerd dat ze er reusachtig uitzien, en die het goed zullen doen in de media – deze keien zijn linke soep! Greenpeace mag ze van boze vissers ‘komen halen’ hangende het kort geding over nog meer stenen, waarin de rechter vandaag uitspraak doet.

De milieuorganisatie liet tien exemplaren afzinken in natuurgebied de Klaverbank, in mei, om het zeeleven er op kleine schaal te helpen herstellen. En om de overheid wakker te schudden. Want commerciële vissoorten als haring en schol doen het goed. Maar van de unieke wildernis met haaien, roggen, zeepaardjes en koraal die onze Noordzee ooit was, is door een gebrek aan bescherming nauwelijks iets over.

Hoewel Greenpeace en de vissers allebei demonstratief naar de Klaverbank voeren, is er een zeer belangrijk verschil. Waar Greenpeace in actie komt om de falende bescherming van de Noordzee op de agenda te krijgen, schiet de visserij in actie om het onderwerp vooral niet te hoeven bespreken.

Voor vissers is natuurbescherming op zee namelijk lastig. Zij willen vissen, onbelemmerd door windmolenparken, boorplatformen of natuurgebieden. Dus als Greenpeace wéér de discussie aanzwengelt over de noodzaak van reservaten in zee waar het leven helemaal met rust gelaten wordt, moet er zo snel mogelijk een rookgordijn worden opgetrokken.

Daarom gaat er veel stof de lucht in – met veel geschreeuw, veel ophef en grote woorden die het goed doen. Bijvoorbeeld: waar in landen als Denemarken, Italië en Spanje de overheid en vissers zélf duizenden stenen laten afzinken om de natuur te helpen, zijn tien Greenpeace-keien in Nederlandse vissersretoriek ‘levensbedreigend’. Wat in het buitenland een ‘kunstmatig rif bouwen’ heet, is hier ‘stenen dumpen’ en ‘vissers pesten’. Wie elders ‘milieubeschermer’ wordt genoemd, heet hier ‘milieuradicaal’ of ‘milieuterrorist’.

Het is alleszeggend. Voor de sector is de Noordzee een industriële visakker die vrijelijk mag worden leeggehaald. En als Greenpeace dat betwist, en er daarbij op wijst dat zeventig procent van de Nederlanders zeereservaten in hun Noordzee wil waar het leven volledig met rust gelaten wordt, is het hek van de dam en stromen de aangiftes en bakstenen binnen.

Het kort geding waarin de rechter vandaag uitspraak doet, gaat daarom niet over zwerfkeien op de Klaverbank. Het gaat ook niet over levens van vissers die in gevaar worden gebracht. Het gaat over zand in de ogen van het publiek.

De vissersbonden, met in hun kielzog populistische politici, roepen moord en brand zonder het zelf écht te geloven. De vissersbonden, met in hun kielzog populistische politici, roepen moord en brand zonder het zelf écht te geloven. De ene bond – VisNed – stapt naar de rechter want weet niet waar de gevaarlijke stenen van Greenpeace liggen. De andere – de Nederlandse Vissersbond – stapt in een boot en vaart er zo heen. Voor het oog van de camera’s legt ze er vijf aan de kade in Harlingen. Maar laat de overige vijf liggen in zee, om de ‘urgentie van het gevaar’ in de rechtszaal in de lucht te houden.

De show, de rookwolken. Ze zijn bedoeld om de aandacht af te leiden van het werkelijke probleem, dat de sector en diverse politici voor de ogen van het publiek verborgen willen houden: de Noordzee is ziek en de overheid helpt haar niet. Waar milieuorganisaties het eens zijn dat dertig procent van de zee tot beschermd gebied moet worden gemaakt, is dat nu een gênante 0,25 procent.

Maar uiteindelijk zal de afleidingsmanoeuvre niet werken. Ongeacht de juridische uitkomst van vandaag. Als een soort Tovenaars van Oz kunnen de vissersbonden achter een groezelig gordijntje aan de knoppen van de rookmachine blijven draaien. Maar de burger is niet gek. Uiteindelijk zal het publiek door de hele poppenkast heen prikken. Hopelijk gebeurt dat al vandaag. Maar anders gebeurt het morgen.

 

Pavel Klinckhamers, campagneleider Oceanen bij Greenpeace