Industrie moet vervuiling opruimen in plaats van productie uitbreiden

Amsterdam, Nederland — Greenpeace sluit vandaag een deel van de Rotterdamse haven af. Met een blokkade van de Chemiehaven vestigt de milieuorganisatie aandacht op de noodzaak van sanering van de zwaar vervuilde bodem van deze haven. Met twee grote boeien wordt de plaats van de gifbelt gemarkeerd. Het gebied wordt verder afgezet met drijvende vaatjes tussen de boeien en de kades. Met borden op de boeien en een spandoek maakt Greenpeace haar eis duidelijk: overheden en de vervuilers van de haven, AKZO, Shell en Shin Etsu, moeten nu starten met het opruimen van de vervuiling.

De vervuiling van de Chemiehaven met onder andere dioxinen, PCB’s en kwik is een gevolg van de chloor- en PVC-productie door AKZO en Shell in het verleden. De concentraties dioxine zijn zo hoog dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat al in 1993 heeft geconcludeerd dat praktisch alle leven uit de haven is verdwenen en sanering noodzakelijk is. Verder uitstel van de schoonmaak leidt tot verspreiding van de zeer giftige stoffen. Sanering wordt echter keer op keer uitgesteld. Dit terwijl overheden en bedrijven wel hard werken aan de uitbreiding van de productiecapaciteit van chloor en PVC.

Dioxine behoort tot een speciale soort giftige stoffen, de zogeheten POP’s (Persistent Organic Pollutants). POP’s zijn ook te vinden in dagelijkse producten als kunststoffen (PVC), cosmetica en verf. De giftige stoffen lekken echter tijdens het gebruik uit de producten en vervuilen zo het milieu. POP’s zijn al in zeer kleine hoeveelheden uiterst giftig. De stoffen breken nauwelijks af en worden opgeslagen in het vetweefsel van dieren en mensen. Bestaande
milieuvriendelijke alternatieven worden helaas zelden gebruikt.

Vandaag en morgen zijn milieuministers uit 120 landen in Stockholm bij elkaar om het POP’s verdrag van de Verenigde Naties te ondertekenen. Met dit verdrag verplichten de landen zich om twaalf zeer schadelijke stoffen, waaronder dioxine, niet meer te produceren.

De Tweede Kamer bespreekt op 13 juni het nieuwe chemische stoffenbeleid van milieuminister Pronk. Volgens Greenpeace mist Pronk echter de boot. In de nota van de bewindsman is er verontrustend weinig aandacht voor de alternatieven voor giftige stoffen. Bovendien zegt de minister het voorzorgsprincipe hoog in het vaandel te hebben, maar komt dit in de concrete uitwerking van de plannen niet meer terug. Zo laat de minister de stoffen waarvan effecten nog onbekend zijn alleen verder onderzoeken en laat maatregelen achterwege.

Greenpeace voert deze week over de hele wereld actie om landen te wijzen op vervuiling met dioxine. De milieuorganisatie wil bovendien dat er een eind wordt gemaakt aan productie en toepassing van andere POP’s.